Asbest

Achtergrond
Asbest is een verzamelnaam voor een reeks vezelvormige silicaten waarvan een drietal veelvuldige industriële toepassingen hebben gekend: chrysotiel, amosiet en crocidoliet. De drie andere gereglementeerde asbestsoorten: anthofylliet, tremoliet en actinoliet zijn in ons land niet veel gebruikt geweest. Geen enkele van deze soorten komt  van nature voor in België. Grootschalige ontginning van asbest kwam voor in Canada (Quebec), Finland, Rusland, Zuid-Afrika, Zimbabwe.
 
Door een aantal interessante fysisch-chemische eigenschappen zoals weerstand tegen hoge temperatuur en chemicaliën, verwerkbaarheid door traditionele textieltechnieken met vorming van koorden, matten,… gemakkelijke verwerking door menging met cement en kunststoffen is het aantal applicaties zeer groot. Bekende voorbeelden zijn: asbestcement (golfplaten, leien, buizen, panelen, vensterbanken, onderdakplaten…), gespoten asbest (bescherming van structuren bij brand, behandelen van wanden om akoestische redenen), frictiemateriaal in remmen en koppelingen, afdichtingen (pakkingen, koorden, ….), asbesthoudende kalkisolatie van CV-leidingen, vulmateriaal in perspoeders en vinyltegels.
 
Reeds op het einde van de 19e eeuw werden gezondheidsproblemen door het inademen van asbestvezels beschreven in Frankrijk. Waarschijnlijk ging het om een fibrose (asbestose). Eind jaren 30 van de vorige eeuw werd in Duitsland het verband met longkanker gelegd. In de jaren 60 werden in Nederland grote aantallen van mesothelioom vastgesteld bij werknemers van een scheepswerf in Vlissingen.
 
Het duurde echter tot in de jaren 70 en 80 vooraleer de kennis over de nadelige gezondheidseffecten van de blootstelling aan asbest een breder publiek bereikte. Geleidelijk aan werd het gebruik van asbest verboden, om te beginnen met de amfibolen (crocidoliet en amosiet) en risicovolle materialen zoals spuitasbest.
 
Naarmate de inzichten groeiden en steeds meer technische alternatieven beschikbaar kwamen verhoogde de maatschappelijke druk die uiteindelijk leidde tot een algemeen verbod op het gebruik van asbest en asbesthoudende materialen in de Europese Unie en de Westerse industrielanden in het algemeen.  In België werd het op de markt brengen van asbesthoudend bouwmaterialen bijna volledig verboden eind 1998, totaal verbod vanaf 1 januari 2002 (met enkele uitzonderingen tot 2005 voor zeer specifieke industriële toepassingen met extreem hoge druk of temperatuur).
 
Het einde van het gebruik van asbest betekent niet het einde van de blootstellingen aan asbest: er is nog veel asbest aanwezig in gebouwen en technische installaties. Het overlijden ten gevolge van een kanker veroorzaakt door een professionele blootstelling aan asbest zal nog vele jaren op de eerste plaats prijken van de lijsten met beroepskankers.
 
Om deze reden werd reeds in de jaren 90 van de vorige eeuw voor werkgevers de verplichting ingesteld een asbestinventaris op te stellen met daaraan gekoppeld een beheersprogramma indien de aanwezigheid van asbest wordt vastgesteld. Rond die tijd startten grote verwijderingsprogramma’s in de industrie (chemie, metaalindustrie, productie van energie). Elke werkgever diende over een asbestinventaris te beschikken tegen 1995.  Deze verplichting werd opnieuw overgenomen in het KB asbest van 16 maart 2006. Werken mogen nooit starten zonder raadpleging van de asbestinventaris. De asbestinventaris dient als informatiedocument en dient tegen schriftelijk bewijs overgemaakt te worden aan derden die bij een werkgever werken komen uitvoeren.
 
Bedrijven of aannemers die bij particulieren werken uitvoeren zijn als enige betrokken werkgever verplicht zelf een asbestonderzoek in te stellen en de nodige maatregelen te nemen om blootstelling van hun personeel te vermijden (zijvallen integraal onder het KB asbest van 16 maart 2006). Bij verhuur van een gebouw of verkoop van een gebouw geldt momenteel in België geen inventarisatieplicht.  De werkgever die personeel te werk stelt in het gehuurde goed dient wel over een asbestinventaris te beschikken.
 
Het verwijderen van asbest mag in regel alleen gebeuren door gespecialiseerde erkende ondernemingen en gebeurt meestal in hermetische afgesloten zone.   Een aantal materialen kan evenwel met de zogenaamde techniek van de eenvoudige handelingen verwijderd worden door personeel (eigen of extern) dat beschikt over een opleidingsattest « eenvoudige handelingen ».  Het betreft meer bepaald demontage van gebonden asbestmaterialen zonder te breken (vb verwijderen van asbestcement dakbedekking) en de verwijdering van remvoeringen, dichtingen of pakkingen uit installaties en leidingflenzen.
 
In zeer uitzonderlijke gevallen kunnen ook beperkte hoeveelheden van minder gebonden materiaal zoals asbestkoord of ander zwak- of niet gebonden materiaal met een eenvoudige handeling verwijderd worden,  indien dit materiaal op voorhand gefixeerd is en de verwijdering kan gebeuren zonder noemenswaardige vezelvrijstelling (vezelconcentratie < 0,01 vezels/cm3).   Dergelijke verwijderingswerken zijn steeds meldingsplichtig bij de FOD WASO (15 dagen voor aanvang). 
 
Onderhoud- of herstelwerkzaamheden waarbij asbest kan vrijkomen mogen eveneens  uitgevoerd worden door eigen personeel op voorwaarde dat zij de nodige opleiding gekregen hebben en uit een risicoanalyse blijkt dat voorafgaande verwijdering van het asbestmateriaal niet noodzakelijk is en het risico aanvaardbaar is (vb plaatsen van een huisaansluiting op een asbestcementwaterleiding).  Ook deze werken zijn meldingsplichtig (maar geen meldingstermijn).
 
Een laatste categorie van werken zijn de zogenaamde sporadische handelingen met zeer beperkte blootstelling waarbij er geen enkel risico bestaat dat er vezels vrijkomen.  Het gaat bijvoorbeeld om kleine verwijderingswerken van een hechtgebonden materiaal dat op geen enkele wijze verankerd is (bijvoorbeeld het loshaken van een asbestcement schoolbord) of  kleine onderhoud en herstelwerken waarbij vrijwel geen vezels kunnen vrijkomen.
 
Asbestwerken dienen steeds uitgevoerd te worden met medsich gekeurd personeel die een specifieke opleiding hebben gekregen over de gezondheidsrisico’s, de toepassing van adequate technieken en het gebruik van aangepaste persoonlijke beschermingsmiddelen.   Het vereiste opleidingsniveau is afhankelijk van de aard en indeling van de werken :

  • Opleiding van 32 uur met jaarlijkse opfrissing voor werknemers van erkende asbestverwijderaars
  • Opleiding van 8u door een externe deskundige (jaarlijkse opfrissing) voor werknemers die asbest verwijderen met een eenvoudige handeling (vb personeel dakwerkers)
  • Opleiding (intern) door de preventieadviseur voor werknemers die onderhoud en herstelwerken uitvoeren waarbij asbestvezels kunnen vrijkomen (geen verwijdering)

De meest gebruikte technieken maken gebruik van een effectieve adembescherming noodzakelijk: de selectie, informatie en het correct gebruik zijn essentieel.  Het type masker is afhankelijk van de aard van de werken (hermetische zone, eenvoudige handeling,…) en bevat steeds minimaal een filter type P3.
 
Bovenop de wettelijke bepalingen en maatregelen die opgenomen zijn in de federale arbeidswetgeving, is er ook in de verschillende Gewesten milieuwetgeving van kracht die specifieke regels oplegt om verspreiding van asbest naar de omgeving te verhinderen. 
 
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geldt sinds 2008 in het kader van afbraakwerken of renovaties een bijkomende milieuwetgeving met meldings- en vergunningsplicht in functie van de aard, toestand en hoeveelheid van de asbestmaterialen en wordt een specifiek model van asbestinventaris opgelegd voor afbraak en verwijderingswerken (indien het gaat om meer dan 500 m² te renoveren of af te breken oppervlakte). 
Wallonië heeft een vergelijkbare doch minder strikte milieuwetgeving, waarin ook meldings—en vergunningsplicht is opgenomen voor bepaalde asbestwerken. 
 
In Vlaanderen beperkt de milieuwetgeving zich tot een aantal algemene bepalingen in Vlarem II voor ingedeelde en niet-ingedeelde inrichtingen (respectievelijk hfdstk 4 en Hfdstk 6) waarbij verspreiding van asbestvezels vermeden dient te worden. 
 
Vlaanderen heeft evenwel vanuit de afvalwetgeving een verplichte sloopinventaris in het kader van afbraak of grondige renovatie van gebouwen met een inhoud van 1000m3 of meer en een deels niet-residentieel karakter.  Het betreft een inventarisatie van alle aanwezige types bouwmaterialen in een gebouw met het oog op een gescheiden afvoer van materialen volgens hun Europese indeling van afvalstoffen (euralcodes).  Gevaarlijke stoffen zoals asbest zijn uiteraard een belangrijk onderdeel in deze sloopinventaris.  Vlaanderen werkt bovendien aan een verdere uitbouw van dit systeem en wil evolueren naar een systeem van volledige sloopbegeleiding bij afbraak van gebouwen (sloopbegeleidingstraject via Tracimat). Tot slot werkt Vlaanderen aan een asbest afbouwbeleid (streefdoel afbouw tegen 2040)
 
Het ligt evenwel voor de hand dat werknemers nog steeds de belangrijkste doelgroep zijn en nog lange tijd zullen blijven. Het grote publiek en de bevolking in het algemeen kunnen ook het slachtoffer worden van accidentele en ongewilde blootstellingen. De afstemming van de verschillende regelgevingen (werknemers/ individuele burgers; federaal/ regionaal; levenscyclus – beheersprogramma/ verwijdering/ behandeling afval) blijft een grote uitdaging.
 
Wetgeving
Federaal

 
Gewestelijk

Normering

meer info op http://www.nbn.be
 
Documentatie

Tools

Websites